top of page

'Waar de drie kronkelende Nethen een zilveren knoop leggen'

Ik bezoek graag musea en heb al lang een museumjaarkaart. Voor een luttel bedrag koop je zo'n kaart waarmee je in vele musea voor niets naar binnen kunt. Met een paar bezoekjes heb je de kosten van zo'n kaart 'terug verdiend' en dat is natuurlijk mooi meegenomen. Van oudsher zijn grote pleinen, brede boulevards, publieke gebouwen van de overheid of staatskerk zichtbare symbolen van eenheid, macht en welvaart. In de 19de-eeuw kwamen daar de musea bij; zij werden door overheden als ideaal middel gezien om de inwoners tot 'burgers' om te smeden. Musea als opslagplaatsen van de cultuur van een natie om eenheid te bewerkstelligen.


Engeland en Frankrijk liepen voorop wat het oprichten van musea betreft. Het British Museum werd al in 1759 opgericht. Al gauw werd het museum een zelfbenoemd onderdeel van de historisch belangrijke wereldrijken. Allerlei kunstwerken uit verre landen werden bijeen gebracht en tentoongesteld als tekens van reikkracht en macht van het Britse Rijk. In Frankrijk vond rond de eeuwwisseling naar de 19de-eeuw een omwenteling plaats. Na het omver werpen van het absolute bewind van Louis XIV, kwam keizer Napoleon I aan de macht. Om in diens behoefte aan grandeur en geldingsdrang te voldoen, werd het Louvre de verzamelplaats van allerlei soorten oorlogsbuit. Ook in Nederland hebben we sinds de 19de-eeuw nationale musea, waarbij het Rijksmuseum in Amsterdam met de Nachtwacht als nationaal erkend kunstwerk een bijzondere plaats inneemt.

Louvre 2019, tentoonstelling Leonardo da Vinci

De musea koesteren ons gevoel van nationale eenheid en de trots op onze eigen natie. We kunnen, als we daarvoor kiezen, voor weinig geld kennis nemen van kunst uit het verleden en heden. Maar ook onze kennis naar ons eigen verleden wordt met allerlei verzamelingen en tentoonstellingen vergroot. Ik vind het daarbij wel jammer dat veel musea mee moeten gaan in de vaart der volkeren waarbij vooral de bezoekersaantallen een doorslaggevende rol spelen. Groots opgezette tentoonstellingen trekken grote groepen bezoekers. Door de massaliteit zijn de kunstschatten dan niet altijd goed te bezichtigen en ondanks pogingen om dat organisatorisch in goede banen te leiden, heeft het bezoek aan zo'n mega-event voor mij meestal iets onbevredigends. Ik ervoer dat onlangs toen ik met onze zoon Gerwald de tentoonstelling over Leonardo da Vinci bezocht in het Louvre. Een grote uitstraling, dat wel, maar uit het oog van een kunstminnende liefhebber absoluut minder geslaagd.

Soms ontdek je ineens een geweldig intiem museum met verrassend goede tentoonstellingen, zonder grote groepen toeristen en alle ruimte voor jezelf. Het museum Wuyts-Van Campen & Baron Caroly aan de Florent van Cauwenberghstraat 14 te Lier (België) is zo'n museum. Hier zie je naast originele werken van Pieter Breughel de Oude ook vaak interessante tentoonstellingen rond een bijzonder thema. De verlichting doen ze speciaal voor de bezoekers aan, want meestal ben je alleen in het museum. In alle rust kun je hier de prachtigste schilderstukken uit ons eigen erfgoed bewonderen. En als je dan toch in Lier bent, kan ik het Timmermans-Opsomermuseum ook van harte aanbevelen. De museumjaarkaart geldt voor deze beide musea niet, maar voor een paar euro's gaat er een wereld voor je open in het wonderschone Lier met zijn prachtige Belfort uit 1369 en het bijzondere Begijnhof (ontstaan in 1258) die beide als UNSECO Werelderfgoed erkend zijn. Schoon Lier, de stad van de rivier de Nete en van Felix Timmermans met zijn romanfiguur Pallieter. Ik voel me er als "halve" Belg bijzonder thuis.

15 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page