SEPTEMBER
(Hermann Hesse)
Der Garten trauert,
Kühl sinkt in die Blumen der Regen.
Der Sommer schauert
Still seinem Ende entgegen.
Golden tropft Blatt um Blatt
Nieder vom hohen Akazienbaum.
Sommer lächelt erstaunt und matt
In den sterbenden Gartentraum.
Lange noch bei den Rosen Bleibt er stehen, sehnt sich nach Ruh. Langsam tut er die grossen Müdgewordenen Augen zu.
Stilte is iets dat wij, mensen, graag koesteren. Stilte staat voor aandacht, concentratie, interesse en dus ruimte om zinvol bezig te zijn. Stilte als voorwaarde voor de ideale communicatie. Stilte als motor voor meditatie. Stilte als luisteren; luisteren naar je kosmische omgeving, naar een innerlijke stem.
Stilte wordt van ons verwacht wanneer we een concert bezoeken; de intense spanning voor een concert versterkt ons gevoel van betrokkenheid. Stilte voor de start bij een groot sportevenement als het koningsnummer van de atletiek: de 100 meter sprint. Stilte bij verslagenheid, als diep menselijk gevoel van onmacht bij grootschalige natuurrampen. Stilte uit respect voor een groots gebaar van medemenselijkheid… ontroering… stilte…
Stilte is niet de afwezigheid van geluid. Wij zijn gewend om stilte te zien als achtergrond voor geluid. Maar stilte is geen toestand die ontstaat bij gebrek aan geluid. Ronald Cohen beschrijft in een artikel “Wie zwijgt, zegt meer” (in “Onder woorden”, ISBN 90 12 06614 x) dat je de ontwikkeling van een mensenleven zou kunnen omschrijven als een voortgaande verenging, als een voortgaande vermindering van mogelijkheden, als een zich steeds verdiepende verstilling, tot aan de grote stilte: de dood.
Uit eigen ervaring kan ik me daar iets bij voorstellen. Bij het sterfbed van mijn vader was het juist die intense stilte die zo’n indruk op mij maakte. Vooral ook omdat er geen sprake was van een heftige doodsstrijd maar van een geleidelijke overgang naar het Hiernamaals. Een stilte die niet onder woorden te brengen was en iets onwezenlijks had. Je werd als machteloze omstander teruggeworpen op je eigen gedachten, terwijl je woorden en beelden tekort schoten om je gedachten te ordenen. Op dat moment hadden de gedachten genoeg aan zichzelf en was er sprake van een stilte die ik nog nooit als zo groots had ervaren. Er was sprake van een intensief ervaren bestaansvacuüm. Mijn tijds- en plaatsbewustzijn was tot een minimum beperkt en had plaats gemaakt voor een alomvattende stilte. Het was doodstil… Toch heb ik de indruk dat ik op dat moment intens leefde en voelde; dat ik een helder beeld had van waar het eigenlijk om draait. Deze stilte had ik niet gecreëerd, ze overviel me onverwacht.
Als we de muziek van grote componisten beluisteren of uitvoeren, kunnen we ervaren hoe zij met geluiden stilte oproepen. Die innerlijke rust die dan ten toon wordt gespreid… het lijkt of ze het Heelal tot klinken weten te brengen. De totale stilte, het Goddelijk niets; een eeuwigdurende continuïteit. Een magisch fluïdum omgeeft deze kunstwerken. Eenmaal betrokken bij een dergelijke compositie is voor de luisteraar de aantrekkingskracht onontkoombaar. Het lijkt wel of de door het leven gevormde kunstenaar de Grote Stilte laat horen.
Als we composities beluisteren als het langzame deel uit Franz Schubert’s strijkkwintet D.956, de Vier Letzte Lieder van Richard Strauss, de Negende Symfonie van Gustav Mahler of, recenter, delen uit het Requiem van Andrew Lloyd Webber, kunnen we verwonderd constateren dat zich iets essentieels binnen onszelf voltrekt. We worden één met de omgeving; we zijn niet bezig met het tastbaar nuttige, maar hierbij speelt zich welhaast iets mystieks af. Ons referentiekader, dat de wijze waarop wij tegen de realiteit aankijken bepaalt, wordt doorbroken en de ziel wordt geroerd. Er is geen grens meer tussen de werkelijkheid en het Ik. Woorden schieten tekort.
Taal kan dit gevoel niet uitdrukken. Taal bedient zich immers van beelden waarmee we de werkelijkheid proberen te vangen of vast te leggen. Zij refereert aan voorstellingen uit onze omgeving en onze ervaringswereld. Met onze taal leggen wij een netwerk op wat er is. De Franse filosoof Derrida stelt dat zodra je verwoordt, je zaken weglaat en je reliëf aan de werkelijkheid geeft. Taal staat een werkelijke integratie van het Ik en de omgeving uit principe in de weg. De muziek daarentegen raakt mijn diepste Ik. Momenten van verrukking, verrassing, verwondering en inzicht doorbreken op onvoorspelbare wijze ons gebruikelijke denkkader.
Een emotioneel-assosiatieve luisterhouding, waarbij de intellectuele volger van muziek buiten spel wordt gezet, dringt zich bij het beluisteren van goede muziek als het ware aan je op. Het jezelf overgeven aan muziek, zodat ruimte en tijd in elkaar overgaan; waarbij je gedachten genoeg aan zichzelf hebben; die innerlijke rust... Stilte als loutering voor de gestresste mens. De ontroering die ontstaat is puur, de tranen die vloeien zijn echt. Klaarblijkelijk heeft kunst, en muziek in het bijzonder, de mogelijkheid om je uit het alledaagse met zijn natuurlijke beperkingen te bevrijden. De betekenis van ons Zijn ligt in de muziek zelf opgesloten.
Comentarios