
Kunst laat zich moeilijk definiëren; elke definitie van kunst is afhankelijk van de cultuur en de tijd waarin deze definitie wordt geformuleerd. Zo beschouwde Plato alles in onze wereld als een aan verval onderhevige kopie van een ideale vorm met een eeuwig bestaan buiten ruimte en tijd. Het idee van een perfecte wiskundige wereld lag daaraan ten grondslag. Hij was van mening dat nabootsing van de werkelijkheid, mimese of mimesis, per definitie een gebrekkige weergave van een slechte weergave was omdat hij de alledaagse werkelijkheid al als een slechte weergave van een perfecte, voor ons niet waarneembare wereld zag.
Aristoteles, een leerling van Plato, vond juist dat een goede nabootsing van de werkelijkheid kunst meer schoonheid bood. Binnen een generatie kan kunstbegrip dus al anders beleefd en gedefinieerd worden. Hiermee maakte Aristoteles de weg vrij voor wat in de 18de eeuw bij de Duitse filosoof Alexander Gottlieb Baumgarten Esthetica zou gaan heten. Nadat Immanuel Kant zijn Kritik der Urteilskraft had geschreven, werd het woord esthetica steeds meer op de kunst betrokken en werd het zelfs een synoniem voor kunstfilosofie. Weer later, in de Romantiek, werd de betekenis van esthetica verengt tot de leer van het schone en sindsdien gaan veel discours over de begrippen mooi en lelijk.
Kunst, met de bedoeling en betekenis die wij eraan geven, is pas ontstaan in de periode van de Renaissance. In de middeleeuwen werden beeldhouwers, kunstschilders en houtsnijders nog gezien als bijzondere ambachtslieden. Kunstwerken werden zelden gesigneerd en meestal in opdracht vervaardigd. Hierbij was originaliteit niet belangrijk; het kopiëren was regel en plagiaat bestond niet. Door na te maken wat goed was, gaf je aan dat je het vak goed beheerste en was iedereen tevreden. In dit kader geeft het boek Sociale geschiedenis van de kunst door Arnold Hauser een goed overzicht welke (sociale) functie kunst door de eeuwen heen heeft gehad.
Als we het over kunst hebben, denken veel mensen alleen aan beeldende kunst. Muziek, poëzie, dans, en literatuur worden daar op een of andere manier niet onder geschaard. En dit terwijl de zeven vrije kunsten, septet artes liberalis, al vanouds breed opgezet deel uitmaakten van het studieprogramma van de antieke en middeleeuwse Europese scholen. Het werden 'vrije' kunsten genoemd omdat zij enkel konden worden uitgeoefend door hen die vrijgesteld waren van lichamelijke arbeid en materiële zorgen. Het woord Kunst werd in die tijd overigens meer gezien als kunde of kennis hebben van. Op zich was de indeling in Trivium (op het woord betrokken vakken) en Quadrivium (op het getal betrokken vakken, waaronder ook muziek viel!!) nog niet zo gek. Het geeft meer dan bij specialistische studies aan dat alles met alles te maken heeft.
Kunst wordt nog steeds gezien als een afspiegeling van of reactie op het ons omringende leven. De opkomst van zogenaamde abstracte kunst en atonale muziek in de twintigste eeuw is gezien de gebeurtenissen en ontwikkelingen in die eeuw goed te begrijpen. Door de verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog gingen mensen op zoek naar nieuwe normen en waarden. Die van de 'oude' wereldorde voldeden duidelijk niet meer en hadden tot de verschrikkelijke wereldoorlog geleid. Nieuwe kunststromingen ontstonden en traditie en volgzaamheid waren niet meer de voornaamste vereisten die nagestreefd werden. Dat is door sommige gevoelige kunstenaars aan het eind van de 19de eeuw al 'voorvoeld', maar pas na de Eerste Wereldoorlog kregen die vernieuwende krachten echt vrij spel.
Het leven werd 'onstoffelijker' door uitvindingen als telefoon, film, radio en grammofoonspelers. De geluiden die wij horen en de handelingen die wij zien, zijn niet meer gekoppeld aan de aanwezigheid van mensen. Er is sprake van een zekere abstractie; films die wij zien, stemmen die we horen zijn losgekoppeld van tijd en ruimte en in die zin zijn we terecht gekomen bij Plato, die de ideale vorm als eeuwig, onveranderlijk en losgekoppeld van ruimte en tijd zag. We zijn omgeven met onstoffelijkheid. Wij bevinden ons steeds meer in een abstraherende omgeving waarin we de geestelijke kern van de lijfelijkheid ontdoen. In onze wereld richten we ons leven steeds meer op 'kernen'.
Als we muziek streamen beluisteren we de stem van de zanger, we ontdoen hem van alle eigenschappen die er op dat moment niet toe doen. Nu Prince dood is, kunnen we zijn stem toch nog horen; een vreemd idee eigenlijk. De essentie van de zanger is zijn stem, al het andere laten we op dat moment van het streamen buiten beschouwen: we abstraheren. Het lijkt er dus niet meer toe te doen of iemand leeft of dood is. We trekken het er eenvoudigweg vanaf, wat ook de letterlijke vertaling van het Latijnse woord abstractus is: aftrekken. Toch is voor mij de ontmoeting met de totale mens wezenlijk en geniet ik meer van een live optreden dan van welke perfecte registratie ook. Ik vraag me af of dat niet voor de meeste mensen geldt.
Comments