top of page

Jacob Obrecht, een boeiende componist - 1

“...Quella cosa dice l'uomo essere bella, cui le parti debitamente si rispondono, per che della loro armonia resulta piacimento. Onde pare l'uomo essere bello, quando le sue membra debitamente si rispondono; e dicemo bello lo canto, quando le voci di quello, secondo [‘l] debito dell'arte, sono intra sé rispondenti.”

Dante Alighieri (1265-1321)

Uit: “Il Convivio” – Trattato primo – Par. V:13 


Door mijn opleiding Theorie aan het Brabants Conservatorium bij Jan van Dijk, ben ik op het spoor gekomen van de componist Jacob Obrecht. Ik heb destijds mijn studie Theorie afgesloten met een onderzoek naar Obrechts 'Missa Maria Zart'; een meesterwerk in alle opzichten. Obrechts muziek is complex en niet gemakkelijk toegankelijk. Hij hanteert een ingewikkelde techniek van componeren die kenmerkend was voor de tijd waar hij in leefde. Sinds mijn afstuderen heb ik me regelmatig beziggehouden met zijn muziek en de tijd waarin hij leefde. In de volgende blogs zal ik wat dieper ingaan op deze componist die in mijn ogen te weinig uitgevoerd wordt.


INLEIDING

In 1492 was er veel gebrek, nood en honger in Brugge vanwege de watersnood uit oktober 1491. Veel mensen kwamen van de honger om en in februari zijn er in de stad noch rechtsorde, noch gerechtigheid meer. Het is het jaar waarin Jacob Obrecht van Brugge naar Antwerpen verhuist. Hij zal daar tot 1496 blijven. Tijdens dit eerste verblijf in Antwerpen heeft Obrecht waarschijnlijk zijn Missa 'Maria Zart' gecomponeerd. Hij bekleedde toen de functie van kapelmeester aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Het schip van deze kerk was in 1487 voltooid en Obrecht heeft destijds de voltooiing van het dwarsschip meegemaakt. Er werd in die periode nog aan de bouw van de westelijke torens en de vieringtoren gewerkt. Brugge was de economische hoofdstad van Noord-West Europa, maar met de dood van Maria van Bourgondië in 1482 kwam een eind van Brugge als internationale handelsmetropool in zicht. Antwerpen nam geleidelijk aan die plaats over.


Jacob Obrecht werd waarschijnlijk op 22 november in het jaar 1450, wellicht in Gent, misschien in Bergen op Zoom, geboren en stierf in 1505 in Ferrara ten gevolge van de pest. Het leven van Obrecht speelde zich, behoudens de twee reizen naar Ferrara, af in de Nederlanden. Hij verbleef tijdens zijn leven in de volgende steden: Utrecht (1476-1480) – Bergen op Zoom (1480-1484; 1496-1498) – Kamerijk (1484-1485) – Brugge (1485-1487; 1488-1491; 1498-1500) – Antwerpen (1492-1496; 1501-1504) – Ferrara (1487-1488; 1504- 1505).


Jacob Obrecht was een vertegenwoordiger van de zogenaamde 'Oude Nederlanders'. Van Binchois, Brasart en Dufay via Ockeghem, Obrecht, Josquin, de la Rue, Isaac, Gombert, Willaert, Clemens non Papa tot Crecquillon, de Monte en Lassus reikt een stilistische eenheid die ons toestaat van een tijdperk der oude Nederlanders te spreken. Hun muziek wordt door de techniek van de strenge polyfonie, de lineaire gelijkwaardigheid van alle stemmen, gekenmerkt. Toch zijn er veelvuldig stijlvermengingen geweest.


De stijlkenmerken van de Gotiek en de Renaissance zijn vaak bont door elkaar gebruikt. Stilistische ordening van de componisten is moeilijk omdat de Gotiek in 1550 nog in volle bloei is, terwijl de Renaissance al vanaf het begin van de 15e eeuw vertegenwoordigd is. Bovendien is volgens Huizinga de verbinding tussen de Middeleeuwen en de Renaissance hechter dan men op het eerste gezicht zou vermoeden. De “Nederlandse” stijl straalde in de 15e en 16e eeuw over geheel Europa uit. Zelfs wanneer de meesters niet meer in hun vaderland leefden, wat vaak voorkwam, namen zij toch de compositiestijl van de Nederlanders over. In het algemeen was er sprake van een grote eenheid binnen de cultuur van Europa. Dit kwam voornamelijk door de beide heersende machten: de kerk en de verschillende hoven. Deze waren vergaand internationaal- Europees ingesteld. Een grote rol was hierbij toebedeeld aan het hertogdom Bourgondië, dat als derde Europese grootmacht tussen Frankrijk en het rijk der Habsburgers lag. De oude Nederlanders behoorden tot dit Bourgondische Rijk, dat zich uitstrekte van het zuidelijke Dijon tot aan de Noordzee.


Het Bourgondische hof vormde de laatste en hoogste bloei van het laatgotische levensideaal. In de 15e eeuw vormde Filips de Goede van Bourgondië het middelpunt van de door de Bourgondiërs nagestreefde verbinding van het christendom en de Antiek- Romeinse tendenzen van de Augusteïsche periode. Deze vereniging zullen later de humanisten over de gehele wereld trachten te verwezenlijken. In dit Bourgondische Rijk heerste een stijve ernst en een streng ceremonieel. Dit had een uitwerking op zowel de liturgie en kerkmuziek als op de luisterrijke feesten van het hof. Huizinga zag in dit alles het einde van de Gotiek: 'Herfsttij der Middeleeuwen'.


Bij de oude Nederlanders zullen we het bovenstaande terugvinden; glansrijke, vol bezette muziekwerken enerzijds en eenvoudige, terughoudende werkwijzen anderzijds. Deze “herfst” was geenszins een vervallen, decadent uiterlijk, maar het hoogtepunt der Middeleeuwen.


In een volgende blog zal ik aangeven hoe in die periode Jacob Obrecht gezien werd in het licht van de verandering in religieuze beleving en de opkomst van het humanisme.

63 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page