In de Volkskrant heeft men een tijdlang een pagina aan fotografen besteed die op zoek zijn naar het zondagsgevoel. Daniel Rosenthal uit Berlijn kwam ook aan de beurt. Op de foto wordt door de compositie het oog meteen gericht op de blanke vrouw net iets uit het midden. De gitaarhalzen van de beide, eveneens jonge gitaristen links in beeld, wijzen naar haar. De lijnen van het houten schuttinkje en van de houten bank rechts versterken dit lijnenspel. Haar blankheid en de bourgondisch met weelderige Klaproosmotieven gedecoreerde broek maken haar tot het middelpunt van dit vredige tafereel. Hoewel zij veruit de blankste uit het hele stel is, verbleekt de rest door haar aanwezigheid.
Het is een mooie, jonge vrouw die het avontuurlijke en het burgerlijke in zich verenigt. Ze is waarschijnlijk ouder dan ze lijkt, gezien de leeftijd van haar vrienden om zich heen, maar ze heeft ontegenzeggelijk een jeugdige uitstraling. Ik schat dat ze ergens rond de 30 jaar is. Ze heeft een fijn omlijnd gezicht van een natuurlijke, klassieke schoonheid: een mooi gewelfd voorhoofd, dunne wenkbrauwen, een fijn geprofileerde neuslijn, fraaie, prachtig rood gestifte lippen en een mooie kaak- en kinlijn. Haar dikke, glanzende haren zijn in een staart gebonden waardoor haar hals duidelijk zichtbaar is. Ze heeft een getatoeëerde halsketting laten aanmeten waardoor vanuit deze hoek de nadruk op haar gelaat komt te liggen. Haar zwarte truitje is zomers maar niet uitbundig en haar decolleté wordt gesuggereerd door een subtiel streepje van een langwerpige sierraad. De jonge vrouw heeft een driekwart witte broek aan met daarop rode klaprozen geprint. Ze straalt geen seksualiteit uit, eerder onschuld, met haar kuis op haar schoot gevouwen handen en haar half liggende pose in kleermakerszit. Een onschuld die versterkt wordt door witte halve sokjes die nauwelijks op de foto zichtbaar zijn. Zittend op een lage tafel en leunend tegen de houten bank links van haar, is ze geconcentreerd aan het luisteren. Haar linkerarm rust op een zwarte vest dat over de schuine leuning van de bank is gedrapeerd. Het is niet duidelijk of het haar vest is of van haar vriendin die op de bank zit. Haar schoenen, met witte versiering staan op de voorgrond, midden in beeld op de grond. Dromerig kijkt ze in de richting van de twee zwartharige gitaristen zonder echt contact met hen te maken. De muziek doet haar werk.
Hoe anders luistert de vrouw die naast haar zit naar de muziek. Met gesloten ogen lijkt ze in vervoering. Haar weelderige zwarte haardos gebruikt ze als kussen tegen de hoge rugleuning van de houten bank waarop ze zit. Het zwarte haar gaat naadloos over in haar korte, hooggesloten zwarte jurk. Haar gekruiste benen zijn omhuld met een zwarte panty. Door het zwarte haar en de zwarte jurk komt haar gezicht als het ware los te staan van de rest van haar lichaam en de omgeving. Ze is net als haar blanke vriendin subtiel opgemaakt en op een oorbel na, zie ik geen sieraden; zelfs geen ring. Rechts naast haar op de houten bank staat een gele beker. Een zelfde soort beker als er achter de blanke vrouw op tafel staan. In haar rechterhand heeft ze een sigaret waaraan ze zo te zien gedurende het lied niet gerookt heeft. Ze geniet voor mij duidelijk aardser van de muziek dan de blanke vrouw.
Er zijn drie gitaristen op de foto te ontdekken: twee zuiderlijk aandoende jongemannen bespelen links in beeld hun akoestische gitaren. De voorste heeft een jazzgitaar en de andere speelt zo te zien een traditionele Spaanse gitaar. Met toegeknepen ogen bespeelt hij innerlijk bewogen het instrument, terwijl de voorste gitarist nauwlettend op hem reageert. Tussen het groen verscholen staat achter de tweede gitarist een witte kan met Griekse olijfolie, hetgeen het zuiderlijk karakter van de aanwezigen voor mij versterkt. De derde gitarist zit rechts, grotendeels verscholen tussen de bladeren. Hij bespeelt de saz waardoor ik hem in relatie zie met de in vervoering luisterende vrouw in het zwart. Aan zijn hand te zien is hij donkerder van huidskleur en volgens mij bespeelt hij zijn saz met een plectrum. Tussen de bladeren zie ik dat hij een hoed draagt. Hoewel hij participeert in de foto is hem door de fotograaf een bijrol toegedicht.
De foto is voor mij een verwijzing naar composities en technieken die schilders als Édouard Manet gebruiken. Manet's Le Déjeuner sur l'Herbe vestigt met eenzelfde clair-obscure-achtige wijze ook de aandacht op de vrouw die nét iets uit het midden gepositioneerd is. De foto lijkt een ode aan de jeugd, een lofzang aan een paradijselijke omgeving waarbij perfectie niet de maatstaf voor het bijbehorende paradijselijk gevoel voor harmonie, verbondenheid en onschuld is.
Het bekijken van de foto plaatst mij terug in de tijd, toen ik zelf jong was en nog niet gefilterd door allerlei ervaringen en inzichten kon genieten van wat is. Zonder dat ik wil zeggen dat ik niet geniet van het heden, bedenk ik me ineens dat het paradijs dus misschien wel te vinden is in het verleden, in wat geweest is, in herinneringen. Een paradijs dat binnen ieders handbereik komt door retrospectie, meer dan dat het iets is waarnaar je zou moeten verlangen en dat zich pas manifesteert in een na-aards bestaan. Kortom, ik vind het een geweldige foto.
Comments