Ik loop de witte ruimte in en recht tegenover mij zie ik een beeldengroep tegen de wand, tussen twee open doorgangen die naar de volgende ruimte leiden. Ik ben geraakt en geboeid door wat ik zie: een balkonscène met twee levensgrote jonge vrouwen die, iets uit het midden ter rechterzijde van het balkon gepositioneerd, naar boven kijken. Het balkon staat op een kleine witte verhoging waardoor de functie ervan enigszins is nagebootst. De jonge vrouwen gaan op in het gehele tafereel omdat zowel zij, het balkon en de achtergrond uit hetzelfde materiaal zijn vervaardigd. Het is een momentopname, een verstild beeld, waarvan het effect wordt versterkt doordat het geheel in dezelfde kleur is uitgevoerd. Wat doen ze daar op het balkon? Waarom houdt de ene vrouw haar hand op het hoofd van de ander? Waar kijken ze naar?
Het balkon is zonder opsmuk; de zes pijlers zien eruit als renaissancistisch Toscaanse zuilen, ieder met een eenvoudig basement en een onvolmaakte schacht die is uitgevoerd als effen monoliet, zonder groeven. Je zou haast denken dat ze van hout zijn. De zuilen zijn verbonden met een afdekplaat over de gehele breedte van het balkon. Het heeft iets eenvoudigs en voornaams tegelijkertijd. De vrouwen zijn gekleed in dunne gewaden van een fijne stof en het model van de lange jurken zou Etruskisch kunnen zijn. Ondanks de dunne stof van hun gewaden en het decolleté van de linkervrouw is er sprake van een maagdelijke onschuld. Hun klassieke, seksloze uitstraling wordt versterkt door de manier waarop hun gezichten zijn weergegeven. Hun haar is hoog ingeplant waardoor de beide vrouwen een hoog voorhoofd hebben. Het is in vlechten gedroogd waardoor er regelmatige krullen zijn ontstaan. Het zouden godinnen kunnen zijn met verfijnde gezichten zonder uitgewerkte detaillering. Terwijl de neus en mond zorgvuldig zijn uitgewerkt, ontbreken de ogen. Wij aanschouwen jonge vrouwen die zelf kijken zonder te zien.
De vrouw links van ons, leunt licht voorovergebogen op de afdekplaat van het balkon: haar linkerhand is gesloten en haar rechterhand is met de pols naar buiten gedraaid, waardoor de binnenkant van haar arm voor ons zichtbaar wordt. Haar zwaartepunt rust op het rechterbeen waardoor de heup aan die kant zich wat hoger bevindt dan die aan haar linkerzijde. De vrouw rechts van ons staat ontspannen rechtop met haar linkerhand langs het lichaam. Haar rechterhand rust op het hoofd van de linkse vrouw, als wil zij haar metgezel attenderen op het onderwerp van haar aandacht. Het moet iets van alledaagse schoonheid zijn waar zij naar kijkt. Niets in haar houding verraadt dat ze iets buitengewoons ziet; de esthetische ervaring hoeft niet altijd een verheven of buitengewone aanleiding te hebben.
Die eenvoud, onschuld en schoonheid bieden troost; ze werken als balsem voor de ziel. De toeschouwer krijgt uitdagend subtiele aanwijzingen om zijn eigen verhaal erbij te maken. Het gevoel van verbondenheid en concentratie van de beide vrouwen vult de ruimte. De kunstenaar blijft zelf buiten beeld, ondanks zijn sublieme kunstenaars- en vakmanschap. Samen met de vrouwen kijken we omhoog en krijgen we oog voor alledaagse schoonheid die ons anders zou zijn ontgaan.
Comments